Ik heb iets met voeten, ze lopen als een rode draad door mijn werk heen. Het is een mooie metafoor voor de levensreis die we afleggen, met alle ups en downs die daar bij horen. Even heb ik gedacht om de voetjes in dit beeld ook daadwerkelijk over een grillige vorm te laten lopen. Want zo is het leven, we kennen vele bergen en dalen, hoogtepunten en dieptepunten. Maar ik kwam uiteindelijk toch uit bij de eeuwigheidswaarde van de cirkel. Tot stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. We geven het leven als een estafettestokje door. Perpetuum mobile.

We wandelen door de tijd, hollen, rennen, vliegen achter elkaar aan, zijn druk, zoeken en streven. Maar wat zoeken we dan precies? Welke schatten zijn we eigenlijk allemaal aan het verzamelen? En wat blijft er over als we onze ogen sluiten? Wat zijn de innerlijke schatten die we hebben verzameld aan het eind van ons leven?

Een aantal jaren geleden zong ik een cantatedienst in de Kloosterkerk in Den Haag. Centraal stond cantate BWV 180 van Johan Sebastiaan Bach, waarin een prachtige aria zit over levenslicht: Lebens Sonne, Licht der Sinnen, Herr der du mein Alles bist. De cantate is gebaseerd op een gelijkenis uit de Bijbel, Matthäus 22: 1 – 14, en is getiteld: Schmücke dich, o Liebe Seele. In de gelijkenis worden mensen uitgenodigd voor een bruiloftsfeest van een koningszoon. Maar velen wijzen de uitnodiging af en komen niet. Een deel van de genodigden dat wél komt opdagen wordt weggestuurd omdat ze, blijkens ontbrekend bruiloftskleed, onvoldoende voor het feestmaal zijn toegerust. Slechts een enkeling is uitverkoren om naar binnen te mogen gaan.

De overdenking van dominee Carel ter Linden zal ik nooit vergeten en maakte diepe indruk op mij: “versier je ziel met immateriële kostbaarheden. Al het andere is slechts materie en van tijdelijke aard. Wat overblijft is de liefde”. Toen al zag ik een beeld voor me: een ketting met juwelen die symbool staan voor liefde, vriendschap, waardevolle herinneringen.

De schaal met voetjes vordert langzaam, het brons is gegoten en ik ben ze nu aan het versieren. Want als je een beeld Schatbewaarders noemt, dan zul je natuurlijk wel moeten zorgen dat er ook écht sprake is van een schat. En dus heb ik de afgelopen dagen met een engelengeduld zitten vergulden. Het was een uiterst fijn precissieklusje. En ik wilde geen kruimeltje verspillen, want het goudboekje dat ik heb gebruikt bevatte 23,75 karaats Dubbel Torengoud, een bijzondere legering van goud en platina, speciaal voor buitenvergulding.

Het beeld is eindelijk af. Ik heb ze verzameld, mijn schatten en was daarmee een echte schatbewaarster geworden.

Maar nu de hamvraag: van materiële of van immateriële zaken?